Meer met minder? Publieke prestaties tijdens bezuinigingen

door | 15 feb 2017 | Kennis & opinie, Signalementen

In afwachting van de verkiezingen zijn publieke organisaties drukdoende zich voor te bereiden op wat een volgend kabinet voor hen in petto heeft. De kans op een nieuwe bezuinigingsronde is altijd aanwezig, omdat de geschiedenis ons leert dat ook in goede tijden regelmatig geprobeerd is om in het overheidsapparaat te snijden. Tegelijkertijd blijven we nog steeds dezelfde, zo niet betere prestaties van publieke organisaties verwachten. Niet voor niets is ‘meer met minder’ en populair credo in de politiek. Aan publieke managers is het de taak om te kijken hoe zij bezuinigingen kunnen implementeren met oog voor de prestaties van hun organisatie.

Mondjesmaat komt er in de bestuurskunde meer aandacht voor de relatie tussen bezuinigingen en prestaties van publieke organisaties. In een recente literatuurreview van onderzoek naar bezuinigingen van de afgelopen 40 jaar werd ingegaan op de instrumenten die publieke managers tot hun beschikking hebben om bezuinigingen te implementeren. Klassiek is het onderscheid tussen proportionele bezuinigingen en gerichte bezuinigingen. Bij proportionele bezuinigingen, die vaak beter bekend staan als de kaasschaafmethode, worden alle onderdelen van de organisatie geacht eenzelfde percentage te bezuinigingen. Zo’n strategie wordt gekscherend weleens de ‘equal misery’ approach genoemd, omdat de pijn van bezuinigingen wordt verdeeld over de hele organisatie en daarmee ook iets gelijkwaardigs in zich meedraagt. Daartegenover worden gerichte of strategische bezuinigingen geplaatst, waarbij verschillende onderdelen van een organisatie een verschillende bezuinigingsopdracht krijgen. Hoewel strategische bezuinigingen een positievere connotatie hebben, is het vaak moeilijk te motiveren waarom het ene onderdeel van de organisatie een ander percentage moet bezuinigingen dan een ander onderdeel. De term ‘random cuts’ die soms gebruikt wordt voor deze strategie spreekt wat dat betreft voor zich. Maar wat betekent het gebruikt van deze bezuiningsstrategieën voor de prestaties van publieke organisaties?

Als het aankomt op de invloed van bezuinigingen op de prestaties van publieke organisaties, weten we bijvoorbeeld dat de kaasschaafmethode van bezuinigingen implementeren een risico met zich meebrengt. Deze manier van bezuinigingen implementeren kan na een bepaalde drempel onvoorziene effecten hebben op de prestaties van de organisatie. Het is echter vaak vooraf niet goed in te schatten, wanneer dat moment is. Voor publiek managers is het lang niet altijd vooraf duidelijk of een bezuiniging via de kaasschaaf het vet op de botten zal wegsnijden, of dat het mes echt in het bot gezet wordt. Dat is een risico en daarom worden strategische bezuinigingen soms gezien als betere optie.

Bestuurskundigen uit Estland die veel onderzoek doen naar bezuinigingen in de publieke sector laten zien dat het gebruik van prestatie-indicatoren ervoor kan zorgen dat er meer gerichte bezuinigingen kunnen worden gedaan. Prestatie-indicatoren kunnen publieke managers helpen om beslissingen te nemen over waar te bezuinigingen. Tegelijkertijd is er een probleem. Het gebruik van deze indicatoren is namelijk niet altijd gebruikelijk als een organisatie onder grote druk staan, zoals eerder al door Tom Overmans werd beschreven op deze site. De tijdsdruk die gepaard gaat met bezuinigingen is hier meestal oorzaak voor. Verschillende voorbeelden in Nederland laten zien hoe moeilijk het is als een organisatie moet bezuinigen en tegelijkertijd goede prestaties moet laten zien. Zo werd de Inspectie van het Onderwijs een paar jaar geleden verweten dat het de problemen met ongeldige diploma’s bij Hogeschool Inholland niet had gezien. De organisatie was echter, niet voor het eerst, slachtoffer van bezuinigingen zonder dat het takenpakket was verminderd. Oftewel, we bleven dezelfde prestaties verlangen maar wel van een krimpende organisatie.

De huidige periode vlak voor de verkiezingen en het regeerakkoord is voor publieke managers eigenlijk stilte voor de storm. Het is voor hen dus nu al zaak, juist nu tijdsdruk nog niet zo sterk aanwezig is, om na te denken over hun organisatie in de toekomst, waarom eventueel bezuinigd kan worden en hoe de prestaties toch bescherm kunnen worden. Dit is het moment om de eigen prestaties onder de loep te nemen en kritisch te kijken naar het eigen functioneren. Zo blijven publieke prestaties hopelijk beschermd tegen nieuwe bezuinigingen.

 

Referenties:

Dit artikel is geschreven op basis van inzichten van drie recente artikelen over bezuinigigsmanagement:

Raudla, R., Douglas, J. W., Savi, R., & Randma-Liiv, T. (2016). Fiscal Crisis and Expenditure Cuts: The Influence of Public Management Practices on Cutback Strategies in Europe. The American Review of Public Administration. https://doi.org/10.1177/0275074016661029

Raudla, R., & Savi, R. (2015). The use of performance information in cutback budgeting. Public Money & Management, 35(6), 409–416. https://doi.org/10.1080/09540962.2015.1083685

Raudla, R., Savi, R., & Randma-Liiv, T. (2015). Cutback management literature in the 1970s and 1980s: taking stock. International Review of Administrative Sciences. https://doi.org/10.1177/0020852314564313

 

Over de auteur

Eduard Schmidt is sinds oktober 2014 promovendus bij het instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek richt zich op bezuinigingsstrategieën binnen de publieke sector.

s2Member®