Sport als bindmiddel voor samenleving én beleid?

door | 7 mrt 2016 | Signalementen

Jan-Willem van der Roest is onderzoeker bij het Mulier Instituut en docent bij de Universiteit Utrecht, departement Bestuur- en Organisatiewetenschap.

Het programma Sport & Bewegen in de Buurt (SBB) zet in op verbinding tussen sport en andere beleidssectoren. Door sport als (bind-)middel te gebruiken hoopt minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn & Sport (VWS) te komen tot verbetering van de leefbaarheid en de gezondheid van burgers. Dit lijkt een grote broek voor het relatief kleine beleidsterrein sport. Het past echter wel in een beleidsontwikkeling die al in 1996 is ingezet onder toenmalig VWS-staatsecretaris Terpstra: de sport als instrument om buiten de sport zelf liggende beleidsdoelen te realiseren (Van der Poel, 2003).

In november 2015 stuurde minister Schippers van het Ministerie van VWS een voortgangsbrief naar de Tweede Kamer waarin zij aankondigde dat het programma SBB zal worden verlengd tot en met 2018. Het programma bestaat uit meerdere subprogramma’s, waarvan de financiering van een groot aantal buurtsportcoaches (nu bijna 3.000 fte) in ongeveer 375 gemeenten in Nederland een belangrijk beleidsonderdeel is (zie Pulles, Van Lindert & Van der Poel, 2015). Officieel zijn buurtsportcoaches: “Combinatiefunctionarissen met als specifieke opdracht het organiseren van een sport- en beweegaanbod in de buurt en het maken van een verbinding tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren zoals zorg, welzijn, jeugdzorg en kinderopvang en onderwijs. Er is altijd sprake van een combinatie met sport en bewegen.” (Sport & Bewegen in de Buurt, https://www.sportindebuurt.nl/buurtsportcoaches/wat-zijn-buurtsportcoaches/). Belangrijk onderdeel van de taak van deze werkers is dus het verbinden van sectoren, waarbij de bevordering van de leefbaarheid en de gezondheid voorop wordt gesteld. Gemeenten kunnen deze werkers inzetten dankzij een cofinancieringsregeling waarbij de rijksoverheid 40% van het budget voor de aanstelling van buurtsportcoaches voor haar rekening neemt. De overige 60% moet komen van gemeenten en van lokale partners.

Het programma SBB geeft sport daarmee een rol in de aanpak van grote thema’s als ziektepreventie en sociale cohesie in de wijk. Dit lijkt veel gevraagd voor een beleidssector die van rijkswege slechts een budget van zo’n 130 miljoen euro op jaarbasis ontvangt. Die bescheiden bijdrage weerspiegelt het gegeven dat sport vanouds een kwestie is van particulier initiatief, waarop het beleid meelift. Beleidseffecten hangen dus in grote mate af  van de bereidheid van burgers en sportverenigingen  om  mee te werken aan de uitvoering van dit beleid.

In het verleden had een programma als Meedoen Allochtone Jeugd door Sport redelijk heldere beleidsdoelen, zoals in de naam van het programma al duidelijk wordt. Een dergelijk helder beleidsdoel ontbreekt echter in het huidige programma. De regeling biedt juist mogelijkheden voor lokaal maatwerk en lijkt vooral een impuls te willen geven aan lokale beleidsontwikkeling. Het is daarmee interessant om te zien hoe  gemeenten dit beleid vormgeven en of er inderdaad sprake is van ontwikkeling van nieuw en meer integraal beleid. (Hoe) zetten zij de sport in om verschillende beleidssectoren met elkaar te verbinden? En in hoeverre lukt dit eigenlijk?

Referenties

Pulles, I. Van Lindert, C. & Van der Poel, H. (2015). Voortgangsrapportage Monitor Sport en Bewegen in de Buurt 2015. Utrecht: Mulier Instituut.

Van der Poel, H. (2003). Ontwikkelingen in het sportbeleid. In: Breedveld, K. (red). Rapportage sport 2003. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

s2Member®