Juryrapport H.A. Brasz scriptieprijs 2014
De jury van de H.A. Brasz-scriptieprijs van de Vereniging voor Bestuurskunde heeft dit jaar veertien nominaties ontvangen voor de masterscriptie-prijs van opleidingen bestuurskunde. Deze nominaties waren afkomstig van zes van de tien aangeschreven universiteiten. Nominaties kwamen van de Rijksuniversiteit Groningen, Tilburg University, Universiteit Twente, Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit Amsterdam, en University of Maastricht. Van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Radboud Universiteit, TU Delft, Universiteit Leiden en Wageningen University ontvingen we geen nominaties. De jury bestond uit leden van tien verschillende universiteiten: Barbara Brink (Rijksuniversiteit Groningen), Veronica Junjan (Universiteit Twente), Mark de Bruijne (TU Delft), Brenda Vermeeren (Erasmus Universiteit Rotterdam), Gerard Breeman (Universiteit Leiden), Ronald van Steden (Vrije Universiteit Amsterdam), Linze Schaap (Tilburg University), Thomas Schillemans (UniversiteitUtrecht), Sophie van Hoonacker (Maastricht University) en Robbert Biesbroek (Wageningen University). De voorzitter van de commissie was Sandra van Thiel (Radboud Universiteit Nijmegen).
De jury heeft dit jaar een aantal observaties gedaan. Om te beginnen was het aantal nominaties dit jaar beduidend lager, bijna de helft, van het aantal van vorig jaar. Wellicht is deze daling veroorzaakt doordat het criterium voor nominatie was verhoogd: een scriptie moest met tenminste een 8,5 zijn beoordeeld om te kunnen worden genomineerd. Desondanks was de jury dit jaar minder te spreken over de kwaliteit van de ontvangen scripties dan vorig jaar.De jury constateerde dat, ondanks de hogere waardering, er geen scripties waren die op alle onderdelen excellent waren. Bij de eerste selectie was er eigenlijk maar één scriptie waar de juryleden unaniem van vonden dat deze op de short list hoorde. Het zal dan ook niemand verbazen dat dit de winnende scriptie is geworden. Een viertal andere scripties is toch op de short list geplaatst, maar niet met onverdeelde steun vanuit de jury.
Verder viel de jury op dat maar weinig inzendingen onderwerpen behandelen die tot de kern van het bestuurskundig onderzoek kunnen worden gerekend. Veel van de scripties die voorbij kwamen ter beoordeling betroffen onderwerpen op het snijvlak met andere disciplines. Nu is dat niet per se een slecht teken: juist daar vindt innovatief onderzoek plaats en het kan juist dat innovatieve karakter zijn dat tot een gemiddeld hogere beoordeling leidt. Tegelijkertijd constateert de jury echter ook dat er weinig relatie wordt gelegd met het bestaande bestuurskundige theoretische canon. Op die manier draagt innovatief onderzoek niet bij aan dediscipline, en dragen bestaande bestuurskundige inzichten niet bij aan verrijking van de desbetreffende scripties. De jury is van mening dat dit een gemiste kans is en roept scriptiebegeleiders dan ook op om meer of beter te letten op de inbedding van een onderzoeksonderwerp in de bestaande bestuurskundige literatuur, en om de student daar ook op te laten reflecteren bij de conclusies.
Tot slot viel op dat de trend die we vorig jaar al zagen – steeds meer scripties in het Engels en van research master studenten – zich dit jaar voortzet. Dat betekent overigens niet dat Nederlandstalige scripties van ‘gewone’ masterstudenten geen kans maken op de prijs. We zien ook daar nog steeds veel kwalitatief goede scripties.
De beoordeling heeft plaats gevonden in twee ronden. In de eerste ronde zijn alle inzendingen verdeeld over de juryleden; zij mochten een scriptie voordragen voor de short list. Daarna zijn alle scripties die op de short list zijn beland, gelezen door alle juryleden en beoordeeld op een aantal vaste onderdelen. Een scriptie moet een voor de bestuurskunde relevant onderwerp behandelen, en een originele probleemstelling hebben. Idealiter is er sprake van een multidisciplinaire aanpak, een deugdelijke argumentatie en correct gebruik van theoretische inzichten. De methodologische kwaliteit (waaronder controleerbaarheid van dataverzameling en data-analyse) moet uitstekend zijn en aan het einde van de scriptie moet de probleemstelling worden beantwoord. De commissie beschouwt het als een belangrijk pluspunt als de scriptie relevant is voor de bestuurlijke praktijk. En, tot slot, de scriptie moet voldoen aan eisen van leesbaarheid en correct taalgebruik.
Zoals gezegd was er bij de samenstelling van de short list één scriptie die volgens de meeste juryleden boven de rest uitstak. Dat is dan ook de winnende scriptie geworden. Toch heeft de jury ook bij deze scriptie wel een paar kanttekeningen gemaakt, maar die hebben de jury er uiteindelijk niet van weerhouden om de prijs toe te kennen. De winnaar van de H.A. Brasz scriptieprijs van de Vereniging voor Bestuurskunde voor 2014 is gewonnen door Lavinia Cadar Msc voor haar scriptie “Rethinking Torture: New Challenges and Moral Dilemmas”. Lavinia studeerde af op deze scriptie bij de research master aan de Universiteit Utrecht, onder begeleiding van Paul Nieuwenburg en Arjen Boin. Zij is een internationale masterstudent, uit Roemenië, en thans werkzaam in Leiden bij Crisisplan.
Haar scriptie gaat over een actueel thema, namelijk de vraag of en zo ja, onder welke omstandigheden martelen is toegestaan. Na de invasie door Amerika in Afghanistan en Irak, als onderdeel van de ‘war on terror’ is het vraagstuk van marteling meer en meer in de belangstelling komen te staan. Denk bijvoorbeeld aan de gevangen op Guantanamo Bay en de misstanden in de Abu Ghraib gevangenis. Het is geen gemakkelijk thema en de jury was onder de indruk van de onverschrokken wijze waarop Lavinia Cadar er over schrijft en redeneert. Met name het theoretisch kader waarin theorieën uit het recht, de filosofie, internationale betrekkingen en over staten worden gecombineerd, getuigen van een academisch volwassen stijl. Deze tekst zou wat de jury betreft zonder al te veel bewerkingen niet misstaan in een wetenschappelijk tijdschrift.
Na de theorie komt de empirie. Ook hier gaat de studente gedurfd te werk, door een aantal scenario’s te ontwikkelen voor een gedachtenexperiment met ambtenaren van geheime militaire diensten. Toegang tot deze respondenten wordt verkregen via een zogenoemde snowball steekproef. De jury is onder de indruk van deze werkwijze, maar had graag meer en uitgebreidere verantwoording gezien van de gemaakte keuzen. Nu is het lastig voor de lezer om na te gaan – en derhalve voor de jury om te beoordelen – hoe goed deze werkwijze aansluit op het theoretisch kader. Dat geldt ook voor de wijze waarop de gegevens worden geanalyseerd; de jury had graag meer of duidelijker willen lezen hoe de verkregen gegevens zijn verwerkt en geanalyseerd. Dat zijn immers belangrijke vereisten voor de betrouwbaarheid en validiteit van onderzoeksconclusies. Nu bekroop de jury soms het gevoel dat de scriptie niet helemaal in evenwicht was: na het formidabele theoretische kader, werd er veel minder uit het empirische gedeelte gehaald dan de jury had willen zien. Indien de scriptie inderdaad wordt omgewerkt tot een artikel zal er op dit punt nog wat extra werk verzet moeten worden.
De jury concludeerde dat er maar weinig studenten zijn die een onderwerp als marteling zo bij de kop zouden durven pakken, en de studente verdient daarvoor alle lof. De jury zag echter ook dat er soms kansen zijn blijven liggen om de relevantie van de scriptie voor de bestuurskunde te vergroten. Zo zou een verbinding met bestaande bestuurskundige theorieën, bijvoorbeeld over de uitvoering van beleid en de uitvoerders te vertalen zijn geweest. Desondanks vindt de jury het eer te prijzen dat de studente het heeft aangedurfd om gebruik te maken van theorieën die minder gangbaar zijn in de bestuurskunde. Het is mij dan ook een groot genoegen om namens de jury de H.A. Brasz-scriptieprijs 2014 uit te mogen reiken aan Lavinia Cadar voor haar scriptie “Rethinking Torture: New Challenges and Moral Dilemmas”.